Open Brief

For English see below

(onderteken HIER)

De Vlaamse universiteiten en hogescholen ontvangen elk jaar ongeveer 1,4 miljard euro belastinggeld.  In ruil vervullen ze een aantal taken, waarmee ze verondersteld worden iets voor de gemeenschap terug te doen. Idealiter doen ze dit door nieuwe ideeën en kennis te ontwikkelen, deze  door te geven aan volgende generaties, en antwoorden te formuleren op de maatschappelijke uitdagingen van morgen.

Zoals uit de vele aanklachten, oproepen en opiniestukken door collega-onderzoekers blijkt, zijn we de laatste jaren sterk van dit ideaal vervreemd. Steeds worden dezelfde oorzaken voor deze evolutie aangeduid: een te eenzijdig gebruik door academische en politieke beleidsmakers van kwantitatieve in plaats van kwalitatieve evaluatiecriteria, een overdreven prestatiedruk die te zware eisen oplegt aan jonge onderzoekers (met alle sociale en psychologische gevolgen van dien) en de creatie van een bureaucratisch klimaat  dat  uitgaat van een cultuur van wantrouwen en een aanslag vormt op de beroepstrots van academici.

In de onderstaande tekst maken we een analyse van deze problematiek, en suggereren we concrete oplossingen. Deze open brief pretendeert geen pasklare of finale oplossingen te bieden, maar wil een duidelijk signaal geven en zo de politieke en academische overheden tot actie aanzetten. Wij hopen dat zoveel mogelijk collega’s deze open brief ondertekenen (http://www.ipetitions.com/petition/actie-hervorming-hoger-onderwijs). Bij het begin van het nieuwe academiejaar wordt de namenlijst gebundeld en samen met de tekst overgemaakt aan de minister van Onderwijs, de rectoren van de Vlaamse universiteiten en de financierende instellingen (FWO en IWT).

 Een grondige beleidsverandering is nodig wil de universiteit haar maatschappelijke rol kunnen blijven spelen. 

Diagnose

De opdracht van de universiteiten (en hogescholen) lijkt vandaag de dag verengd te zijn tot het ‘produceren’ van zoveel mogelijk publicaties. Het is grotendeels op basis daarvan (samen met aantallen studenten en doctoraten) dat de Vlaamse overheid haar financiering verdeelt over de verschillende instellingen (de beruchte ‘outputfinanciering’). Instellingen die meer publicaties ‘produceren’ dan hun ‘concurrenten’  ontvangen een groter deel van de financiële koek.

Vroeger waren publicaties een middel om over onderzoek te communiceren. Vandaag zijn ze een doel op zichzelf geworden. Onderzoekers worden geacht vooral zoveel mogelijk te publiceren, en het vergaren van nieuwe kennis en inzichten is op dit moment vaak niet meer dan een middel om publicaties te scoren. Deze obsessie met publicaties en kwantiteit staat de kerntaken van de universiteit in de weg. Voor hoogstaand onderzoek is namelijk tijd, durf en vertrouwen nodig. De resultaten ervan zijn onzeker, en publicatiemogelijkheden zijn vaak schaarser. De voortdurende druk om zo veel en snel mogelijk te publiceren zorgt er voor dat wetenschappers op zoek gaan naar beproefde recepten om makkelijke publicaties te scoren die goed in de publicatiemarkt liggen. In een aantal gevallen leidt het razendsnelle publicatieritme er zelfs toe dat onderzoekers ‘binnenwegen’ gaan nemen: resultaten worden minder grondig gecontroleerd, negatieve resultaten worden verdoezeld, er wordt aan data slicing gedaan en cijfers worden gemanipuleerd. In extreme gevallen leidt dit tot regelrechte fraude. De overdreven publicatiedruk tast niet enkel de kwaliteit van het academisch onderzoek aan, maar heeft evenzeer negatieve gevolgen op vlak van onderwijs en maatschappelijke dienstverlening. Onderzoekers worden ontmoedigd om er nog tijd en moeite aan te besteden. Nochtans zijn kennisoverdracht en maatschappelijk engagement wel degelijk twee van de drie kerntaken van de universiteit.

Bovendien is er ook een grote menselijke kost. Dat geldt in het bijzonder voor jonge onderzoekers met tijdelijke contracten. De outputfinanciering op basis van aantallen publicaties en doctoraten is gepaard gegaan met een enorme toename van het aantal jonge onderzoekers in precaire tijdelijke statuten — zij worden namelijk geacht de grootste ‘output’ op te leveren.  Op dit moment is het zo dat slechts 1 op de 13 gedoctoreerden uiteindelijk kans maakt op een permanente job aan de universiteit, wat een heel stuk lager is dan het internationale gemiddelde. Jonge onderzoekers worden geacht elkaar voortdurend te beconcurreren op basis van criteria (aantallen publicaties en impactfactoren) die in toenemende mate als zinloos worden gezien, en hun roeping als wetenschapper meer in de weg staan dan bevorderen. Dat deze strijd om door te kunnen groeien zich voornamelijk in die levensfase situeert waarin mensen een gezin stichten, werkt bovendien (voor vrouwelijke onderzoeksters) genderongelijkheid in de hand en zet (ook voor mannelijke onderzoekers) ernstige druk op de verhouding werk-privé. De gevolgen laten zich raden: meer en meer jonge onderzoekers haken gedesillusioneerd af, kampen met burn-outs en depressies of wenden zich tot medicatie.

Oplossingen

Deze diagnose is niet nieuw en haalt ook steeds vaker de media. We willen het echter niet bij een diagnose laten, en een aanzet geven tot een aantal concrete oplossingen. Deze oplossingen vragen geen extra investeringen, enkel politiek initiatief en de bereidheid om op een fundamentele manier over hoger onderwijs na te denken.

Ten eerste vragen wij een grondige herziening van het financieringsdecreet Hoger Onderwijs, dat deze mistoestand wettelijk verankert. Het aantal publicaties mag slechts in sterk verminderde mate doorwegen als criterium voor financiering. Uiteraard betekent dat niet dat wij niet meer willen publiceren. Integendeel, maar kwaliteit moet zwaarder doorwegen dan kwantiteit.

Ten tweede vragen wij dat de bevoegde instanties aandacht schenken aan de doorgroeimogelijkheden voor jonge onderzoekers. Dit kan enkel gebeuren door de wanverhouding tussen junior en senior onderzoekers recht te trekken. Het talent van jonge onderzoekers mag niet langer verspild worden, de moordende concurrentiedruk moet omlaag, en onderzoekers moeten opnieuw tijd krijgen om innovatief onderzoek te doen, degelijk onderwijs te geven en zich in te zetten voor de maatschappij. Indien nodig moet ook hier het financieringsdecreet worden aangepast, met name door een drastische vermindering van het gewicht van het aantal behaalde doctoraten als financieringscriterium.

Ten derde vragen wij dat universiteiten en hogescholen werk maken van een degelijk loopbaanbeleid voor jonge onderzoekers, hen een brede opleiding aanbieden en hen niet dwingen om overgespecialiseerde ‘publicatieproducenten’ te worden, zoals nu al te vaak gebeurt.  Enkel op deze manier kan de uitstroom van academici naar de arbeidsmarkt echt voor een maatschappelijke en economische meerwaarde zorgen. Huidige initiatieven zoals doctoral schools en loopbaanondersteuning voor post-docs zijn een goed begin, maar kunnen niet slagen binnen de huidige context. Welke jonge onderzoeker wil zijn tijd steken in het verwerven van algemene vaardigheden, wanneer al die tijd nodig is om aan de nauwelijks haalbare publicatie-eisen te proberen voldoen? Dit betekent dat deze derde maatregel pas kan werken wanneer de eerste twee toegepast worden.

Wij hopen dat u zich achter dit initiatief schaart. Onderteken de petitie HIER

Pas op: Als je vanuit een intern netwerk probeert te tekenen, krijg je soms een foutmelding. Als je zo’n melding krijgt, log dan uit uit het netwerk, en maak een internetverbinding op een conventionele manier.

______________________________________________________________________________________________

Part 1. Petition:

Every year, Flemish universities and university colleges recive 1.4 billion euro in funding. In exchange for tax payer money, these institutions are expected serve society in a number of ways. Ideally they formulate answers to society’s most pressing problems, they develop new ideas and pass down knowledge to the next generations.

But it is clear that we have strayed from this ideal; the numerous complaints and opinion pieces coming from our colleagues and fellow researchers testify to this fact. Time and time again the same root causes of this negative trend are pointed out: academic and political policy makers have placed too much emphasis on quantitative evaluation criteria to the disadvantage of qualitative criteria, an exaggerated pressure to perform has overburdened young researchers and produced all sorts of societal and psychological side-effects, the overly bureaucratized system has been created on the basis of mistrust which amounts to nothing less than an attack on the professional pride of academics.

In the text below we provide an analysis of this problem and suggest concrete solutions. But this open letter does not pretend to offer the definitive solution to the issue. Rather it is intended as a clear signal to academic and government authorities that now is the time for action. We hope that as many people as possible will sign this open letter (http://www.ipetitions.com/petition/actie-hervorming-hoger-onderwijs). At the beginning of the academic year the list of signatories’ names will be deliverd along with the text to the minister of education, the rectors of the Flemish universities and the financing institutions (FWO and IWT)

If the university is to continue to play an important and beneficial role in society, a fundamental change of policy is imperative.

Diagnosis

These days the main task of universities and university colleges seems to be limited to ‘producing’ as many academic publications as possible. It is largely on the basis of publications (along with number of students and PhDs) that the Flemish government decides how to allocate its financing amongst the various institutions (this is the infamous ‘output-financing’ model). Institutions that ‘produce’ more publications than their ‘competition’ receive a larger slice of the financial pie.

In the past, publications were primarily a means to communicate research findings. Today publishing has become a goal in itself. As researchers are incentivized to simply publish as much as possible, the search for knowledge and new insights becomes nothing more than a means to score new publications. This obsession with publications and quantity is hindering the university from performing its main tasks. Time, courage and trust are all necessary ingredients for high quality research. The results of high quality research are often uncertain, things don’t always turn out as you expect, sometimes further research is needed to solve a problem; as a result, publication possibilities are often limited. But the constant pressure to publish means researchers are rewarded for sticking to tried and tested methods that score quick and easy publications. These articles may have high value in the publication market, but are frequently of a limited academic value. In certain instances, the publication pressure leads researchers to take ‘short cuts’: results are checked less thoroughly, negative results are obscured, sometimes this even leads to data-slicing and the manipulation of figures. In extreme cases it leads to fraud. But the harm caused by this exaggerated system of publications does not stop at the quality of research; teaching and public service also suffer as a result of this pressure. Researchers are disincentivized and discouraged from devoting too much time and energy to these tasks. Societal engagement and the spreading of knowledge are two of the three core tasks of universities.

Moreover, there is the human cost. Especially when it comes to young researchers in temporary jobs. Policies of output-financing, in which only the quantity of publications and PhD’s are counted, have generated a sharp increase in temporary employment. These temporary researchers are supposed to deliver the biggest output possible. At this moment, only 1 in 13 PhD’s will finally make it into a permanent research position at the university, which is low compared to other counties. In order to obtain a permanent position, young researchers are supposed to compete continuously with one another, on the sole basis of criteria (numbers of publications and impact factors) that are increasingly experienced as nonsensical. Therefore these criteria rather inhibit than promote these indviduals’s vocation as scientists. Also, this tense competition is being fought out at the time when young researchers start their families. Therefore this sort of competition tends to increase gender inequalities (for women) and seriously strains the work-life balance (for men too). The consequences are becoming visible and they should not come as a surprise. More and more young researchers drop out disillusioned by the academic world, many also struggle with burn out and depression or seek refuge in medication.

Solutions

This diagnosis may not be new. In the media, the consequences of output-financing are increasingly being debated. Yet we do not only aim to diagnose, we want to initiate solutions. These solutions do not need extra financial investment. We need political initiative and the engagement to think fundamentally about higher education.

First, we demand a through revision of the Decree on the Financing of Higher Education, that has legally anchored output-financing in Flanders. We think that the number of publications as the sole criterion for financing in higher education should be drastically reduced. Of course, this does not mean that we do not want to publish anymore. On the contrary! In publication strategies, however, quality should count more than quantity.

Second, we demand that the authorities pay more attention to career growth opportunities for young researchers. Therefore, the balance between junior and senior researchers in the academic workforce need to be drastically revised. We can no longer accept to waste the talents of young researchers, we need to lower competitive pressures and we need to give young researchers enough time to research innovatively, to teach decently and to deliver meaningful services to society. The Decree on the Financing of Higher Education should be revised accordingly. Especially, the focus on the sheer quantity of doctorates should be drastically revised as a criterion for financing in higher education.

Third, we demand that universities and university colleges envision a decent career development for young researchers outside the academia. They need to offer them a broader education and do no longer drive them to become the over-specialized “producers of publications” that they are today. Only then, the transition of ever more academics to the non-academic labor market will generate a meaningfull (social and economic) surplus. Whereas doctoral schools and career development policies have already been put in place, they are doomed to fail in the current context. Young researchers will not be able to broaden their competences, as they are coping with all-consuming (and often unattainable) publication demands. Therefore, the third provision can only succeed if the two previous ones are taken seriously.

We hope to have your support for this initiative.

Please sign the petition HERE

31 Reacties op “Open Brief

  1. Julie

    Angst voor carriere-falen/jobverlies in de wetenschappelijk loopbaan is een belangrijke motivatie tot kwantitatief publiceren, het verdoezelen van negatieve resultaten, en zelfs fraude. Dit is vooral zo voor de meer gevorderde wetenschapper en docenten in hun dertigste, die daar nog steeds aan de universiteit werken op tijdelijke contracten en met passie en toewijding het leeuwenwerk van lesgeven en onderzoeken combineren, vaak nog met een jong gezin.

    Dit is het gevolg van het afwezig zijn in Vlaanderen van een competitie, onafhankelijk van de universiteiten, met ingang tot een permanente academische positie.

    In Wallonie (FNRS, appliceren tot 12 jaar na het doctoraat) en Frankrijk (CNRS, geen leeftijdslimiet) bestaat dit systeem wel en het probleem veel minder.
    In China is de druk veel groter dan bij ons, daar is een publikatie elke 6 maanden tijdens het doctoraat de norm.

    • Erik

      Zorg voor een PERMANENT middenkader aan de universiteit (de vroegere WERKLEIDERS). Nu is het behelpen met tijdelijke postdocs. Heel wat mensen doen wel graag onderzoek (de man of vrouw “op de werkvloer”) maar zijn niet geïnteresseerd in de overige ZAP-taken.

      • frank speleman

        Dat is alvast één nagel op de kop, één van de huidige grote uitdagingen van onderzoeksgroepen is enerzijds het kunnen uitvoeren van de diversiteit van taken, vaak met beperkte administratieve ondersteuning en anderzijds het snelle verloop van postdoctorale medewerkers die vaak heel wat specifieke expertises bezitten en een belangrijke rol spelen in begeleiding van jongere onderzoekers en controleren en evalueren van hun onderzoeksdata. Een breder middenkader zou inderdaad een heel groot deel van dergelijke problemen en daarmee samenhangende druk kunnen wegnemen.

  2. Tristan du Pree, Brussel

    De enige oplossing voor het verlagen van de werkdruk voor tijdelijke wetenschappelijke werknemers is het simpelweg verminderen van het aantal tijdelijke contracten, en tegelijkertijd het vergroten van het aantal vaste aanstellingen. De belangrijkste oorzaak voor de hoge werkdruk onder werknemers met een tijdelijk contract is het relatief beperkt aantal vaste aanstellingen. Het veranderen van deze verhouding zou de druk verminderen, terwijl dit tegelijkertijd geen geld zou hoeven te kosten.

    De vraag is of deze simpele oplossing overwogen wordt. Immers, het is wellicht niet in het voordeel van de beleidsmakers om productieve, relatief goedkope tijdelijke werknemers in te ruilen voor werknemers met een vaste aanstelling. Maar zowel de beleidsmakers als de maatschappij mogen zich afvragen of het verantwoord is té veel mensen een worst voor te houden, die haast gedwongen worden tot ver voorbij hun 30e levensjaar elke paar jaar van contract te veranderen, en ook regelmatig te emigreren, terwijl zij de leeftijd bereikt hebben waarop andere mensen een gezin stichten.

    Voor de productiviteit is de scheve verhouding tussen tijdelijke en vaste contracten wellicht efficiënt, maar is het ook het beste voor de mensen?

  3. Ik maak de auteurs en ondertekenaars graag attent op het boek “De publicatiefabriek”, auteur dr Ruud Abma (Universiteit Utrecht), Uitgeverij Van Tilt Nijmegen. Abma onderzoekt hierin wat in de institutionele omgeving de affaire Diederik Stapel mogelijk heeft gemaakt. Een van de belangrijkste factoren is volgens hem de kwantificering van het begrip kwaliteit in de wetenschap. Dit boek ondersteunt jullie pleidooi helemaal.

  4. Bart

    Niet alleen de publicatiedruk, maar tevens een deftige omkadering en statuut voor academici is dringend aan de orde. Nu worden vaak pas afgestudeerden aangeworven om de kwantiteit op te drijven, en die worden allen gedwongen in beurzen en tijdelijke contracten. Dit alles om redenen van kostenreductie. Indien na 2 tot 3 jaar te weinig publicaties (lees : geen vooruitzicht op een doctoraat), vliegen die er onherroepelijk uit. Contract wordt gewoon niet verlengd, zo simpel als klaar.

    Er is eveneens geen enkele vorm van toezicht op de begeleiding van doctorandi door postdocs, de enige maatstaf is het aantal doctorandi dat de postdoc onder zijn hoede heeft. De begeleidende postdocs (en Proffen) zijn vaak zelf amper op de werkvloer aanwezig, en vaak enkel bezig met eigen spin-off activiteiten uit puur winstbejag. Die gaan dan vrijuit omdat ze reeds ‘gesetteld’ zijn.

    Zeker in een industriële academische opleiding gaat zo bijzonder veel getalenteerd potentieel verloren omdat in de meeste gevallen een aantrekkelijker alternatief in de industrie bestaat met een betere sociale bescherming. Het gebrek op vooruitzichten en een eenzijdige academische loopbaan is hier dan de boosdoener.

    Alternatieve loopbanen voor niet-gedoctoreerden zoals assistent zijn helaas tijdelijk van aard, en de ruimte ontbreekt om aan een doctoraat te werken. Statuten als werkleider of praktijkassistent worden dan niet meer ingevuld door hogescholen omdat die de quota voor hun doctoraten willen halen voor de NVAO-audits.

    Vreemd is ook dat bv.. in de informatica tijdelijke contracten maximaal 3 keer verlengd worden, terwijl in de (bio)chemische sector vaak ongelimiteerde verlengingen worden toegepast.

    Dit alles maakt dat er bijzonder veel verloop is in de academische wereld, wat nefast is om een zeker kwaliteitsniveau op termijn te handhaven. Er wordt steeds geschoven met cijfers en vacatures om de noden op korte termijn op te vullen, en er is maar zelden een lange termijnvisie.

  5. Wat een helder en goed stuk, deze open brief. In Nederland is het natuurlijk ook zo, en misschien al erger. Met name de teloorgang van de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de universiteit (het onder leidinggevende academici veelal verachte ‘populariseren’ en organiseren van publiekslezingen) is een gevaarlijke ontwikkeling. Als mensen die goed onderzoek gedaan hebben het grotere publiek niet meer zelf informeren, wie gaan deze taak dan van hen overnemen…? Er ontstaat een markt voor allerlei meer of minder goedbedoelde desinformatie.
    Los daarvan zijn de arbeidsomstandigheden die worden aangehaald, de niet afnemende genderongelijkheid, etc. die in de open brief genoemd worden natuurlijk ook ernstig genoeg. Volledige steun dus voor dit initiatief vanuit NL.
    Voor een filosofische analyse van dit fenomeen: http://angelaroothaan.wordpress.com/2013/05/30/the-metaphor-of-war/

  6. Ida Sabelis

    Wat fantastisch dat dit in België gebeurt – en des te beter dat jonge collega’s zich verzetten. Zonder dat verzet zijn wetenschappelijk onderwijs en onderzoek gedoemd om langzaam maar zeker alle kwaliteit te verliezen. In Nederland is het geluid nog zwak (vrijwel alleen de VU in Amsterdam omdat het CvB daar openlijk en enorm buiten haar boekje gaat – en winst maakt, maar niet naar haar werknemers luister). Maar het verzet groeit, samen met de weerstand tegen nog meer druk en nog minder zeggenschap.

  7. Pingback: Ondertussen in Belgie: Academici lanceren petitie tegen prestatiedrang en concurrentiedruk | Nieuws | Kritische Studenten Utrecht

  8. Yann

    Besten,

    deze ‘Open brief’ vat gedachten samen die ik als jonge onderzoeker al jaren heb.

    Vijf jaar geleden begon ik boordevol idealisme, enthousiasme en energie aan een doctoraat. Toegegeven, met sommige idealen zou ik eender waar tegen een muur gelopen zijn, maar dat maakt gewoon deel uit van het ‘leren leven’. Toch moet ik zeggen dat ik iets anders had verwacht van dit parcours. Mijn ervaring leert mij dat het inderdaad niet meer gaat om de wetenschap, maar om ‘in hoeveel en in welke boekjes kan ik mijn verhaaltje kwijt’. Er wordt niet meer over wetenschap gecommuniceerd, maar op een zeer oppervlakkige, en bijna platte, manier over wetenschap gepocht: ‘ik heb dit jaar x publicaties meer dan die’ of ‘ik heb ten minste in dat boekje kunnen publiceren en daarom zijn we beter’. Nu ga ik wat kort door de bocht. Natuurlijk is dit niet overal zo, omdat een deel van dit soort gedrag ook afhankelijk is van persoon tot persoon, maar het is wel een algemene trend die heerst in het huidig klimaat. Op deze manier wordt er aan jonge onderzoekers het signaal gegeven dat het zo moet zijn, terwijl velen van ons diep vanbinnen aanvoelen dat het zo niet zou mogen/moeten zijn.

    Ik heb voor deze ‘stiel’ gekozen omdat ik een passie heb voor de wetenschap, omdat ik graag over wetenschap communiceer en geloof in de wetenschap als middel om samen maatschappelijke problemen op te lossen en mensen te helpen. Scientia vincere tenebras (wat zoveel betekent als ‘de wetenschap zal de duisternis overwinnen’).
    Naast het onderzoek is het ook zeer prettig om les te geven en studenten, van zowel hoger als lager onderwijs, te begeleiden. Ik doe dit zeer graag en steek er dan ook veel tijd in. Je merkt dat dit dan ook gesmaakt wordt door je publiek: ze raken geprikkeld omdat jij je passie kan overbrengen en kiezen dan zelf wat ze met die prikkels gaan doen. Je hebt het gevoel dat je daadwerkelijk iets bijbrengt aan de nieuwe lichting, je voelt je nuttig. Wanneer je dit kan combineren met een interessante ontdekking die je onder de vorm van een publicatie kan delen met de wetenschappelijke wereld en de maatschappij, dan heb je volgens mij een maatschappelijke bijdrage geleverd. Kortom, je bedrijft dan de wetenschap om zo ten dienste te staan van mens en maatschappij!
    Maar we komen in een situatie terecht waar de druk echt te groot wordt. We worden machines die enkel resultaten moeten publiceren, zoveel mogelijk in een zo kort mogelijke tijdspanne. Als jonge onderzoeker krijg je inderdaad de indruk dat doorgroeien in deze sector een ‘mission impossible’ is. Je MOET zo veel mogelijk publicaties halen en dit MOET in tijdschriften met een zo hoog mogelijke impactfactor. Deze druk wordt door iedereen gevoeld. Het zijn in eerste instantie de groepsleiders die deze druk op hun schouders krijgen. Maar die wordt meteen doorgegeven aangezien het de post-docs en doc-studenten zijn die de resultaten genereren. Deze laatsten hebben slechts een paar jaar om van hun project iets te maken. De interessantste projecten stellen de onderzoeker voor moeilijke vragen, maar het oplossen van deze vragen vergt een portie geluk, en (vooral) tijd en geduld: ‘nothing is at the same time discovered and perfected’.

    Ik loop al jaren met een enorme contradictie in mijn hoofd: hoe komt het toch dat een sector zoals het onderzoek, waar alles (bijna) per definitie trager gaat, de strakste deadlines krijgt? Projecten MOETEN binnen de 3 a 4 jaar rond zijn en daar moet dan een spetterend verhaal uit voortvloeien indien je in deze sector verder wilt. Goed zijn is niet goed genoeg. Je krijgt bijna het gevoel dat je geen goede wetenschapper bent indien je niet (snel genoeg) iets baanbrekend ontdekt.
    We komen weer bij die publicaties: ‘om iets of iemand te zijn moet ik veel publicaties van hoge impact hebben’ is de boodschap die we voortdurend mee krijgen. Het resultaat is dat we aan de ene kant workaholics kweken die zich dag en nacht kapot werken met alle mogelijke gevolgen: burn-out, depressie, moeilijke familiale situaties, etc. Anderen geven het op en kiezen voor een ander beroep omdat het te veel vraagt en niet te combineren is met een sociaal en/of familiaal leven. In het ergste geval wenden sommigen zich tot fraude…

    Ikzelf heb een paar jaar geleden ook met een stevige burn-out gekampt. De resultaten vielen tegen dus zat ik elke dag van de week van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat in het labo, ik zat er tijdens het week-end en werkte soms nachtjes door in de hoop dat mijn onderzoek erop zou verbeteren. Ik kreeg wel goede wetenschappelijke resultaten, maar de echte kost was de aanslag op mijn lichaam en geest. Het was al te laat voor ik het door had. Ik snapte niet hoe dit me had kunnen overkomen. Ik was altijd gemotiveerd, georganiseerd, geëngageerd,… noem maar op. Ineens liet het me allemaal koud en was het allemaal te vermoeiend. Ik ben blij dat ik kan zeggen dat ik er uit ben geraakt dankzij vele verschillende mensen en een grote actieve inspanning van mezelf. Ik merk dat ik mijn ‘krachten’ en drijfveren nog steeds heb en dat is prettig. Maar ik kan me zeer goed inbeelden dat niet iedereen hier even goed van hersteld.
    ‘Waar ben ik eigenlijk mee bezig?’ Dat was de vraag die ik mezelf stelde. Ik wil niet terug kijken op mijn carrière als onderzoeker om enkel te kunnen zeggen dat ik x publicaties heb in een aantal tijdschriften. Mooi al die publicaties, meer tegen welke prijs vraag ik me dan af.
    Persoonlijk vind ik dat ik dan een grotere bijdrage aan de maatschappij heb geleverd door universitaire studenten iets te leren en leerlingen uit het lager onderwijs te tonen dat wetenschap leuk is, dan een zoveelste ‘geforceerde’ publicatie naar buiten te brengen om mijn eigen CV te boosten. Maar we worden enkel beloond voor dit laatste en het is die verhouding die compleet scheef zit. Ideaal zou men als onderzoeker beoordeeld moeten worden op beiden. We moeten afstappen van die fixatie op de kwantiteit van publicaties alleen.

    Mijn reactie is iets langer geworden dan ik had gepland. Maar de bovenstaande tekst toont aan dat deze open brief bij mij een sterke reactie teweeg brengt. Nu stel ik me de vraag waarom ik zelf niet aan zulk een initiatief heb gedacht. Waarschijnlijk omdat je het idee hebt dat je alleen toch geen verschil kan maken. Dat is niet juist. Ik ben blij dat deze denktank dit signaal de wereld in stuurt en daarom zal ik deze brief ondertekenen.

    Ten slotte zou ik mensen die zichzelf herkennen in de ‘Open brief’ en in mijn eigen verhaal willen aanmoedigen om de petitie te tekenen.

    Met vriendelijke groeten,

    Yann

  9. De huidige criteria voor ‘goed’ publiceren geven een monopoliepositie aan grote commerciële uitgeverijen zoals Elsevier, Springer, Kluwer. Publicaties ‘tellen’ slechts wanneer ze in tijdschriften van dat soort ondernemingen verschijnen. De auteurscontracten die academici moeten tekenen met dergelijke groepen zijn weerzinwekkend: in ruil voor (letterlijk) een PDF moeten wij alle rechten ad eternam op ons werk afstaan, en worden bedrijven eigenaar van ons werk. We worden verplicht om werkelijk belachelijke contracten te tekenen. De echte uitbuiting ligt daar: de complete afhankelijkheid van met name jonge academici tegenover commerciële bedrijven die een absolute macht uitoefenen over de productie en circulatie van ons werk.

  10. Valerie Lehouck

    Fraude en verlaagde kwaliteit van het hoger onderwijs zijn de grootste en meest nefaste gevolgen van de internationale ‘mallemolen’ van universiteiten als industriele productiecentra voor A1-publicaties. De braindrain, of het verlaten van de academische wereld door heel wat goede, kwaliteitsvolle onderzoekers en lesgevers die niet willen meedraaien in dit systeem, zijn er het trieste gevolg van. Een internationale/globale aanpak dringt zich op!

    Aan de voorgestelde maatregelen durf ik toevoegen: stimuleer transdisciplinaire mobiliteit van onderzoekers en werkgevers. Ik bedoel hiermee dat onderzoekers/lesgevers zouden moeten gestimuleerd worden om tijdelijk in het werkveld staan (industrie, prive, overheid), en daarna terug te keren naar de academische wereld. Nu is dit niet mogelijk omwille van hoge eisen aan publicatie-kwantiteit. Nochtans zou het de kwaliteit bevorderen, aangezien toegpaste ervaring kan ingezet worden in onderzoek en onderwijs!

    • Niels

      Geweldig initiatief, maar toch enkele bemerkingen. Deze publicatiedruk is inderdaad een internationaal probleem zoals hier terecht wordt opgemerkt. Een herziening van het financieringsdecreet kan dan wel een positieve invloed hebben op de kwaliteit van het academisch onderzoek in Vlaanderen; een verminderd aantal publicaties is echter niet bevorderlijk voor de internationale mobiliteit en doorgroeimogelijkheden van jonge Vlaamse onderzoekers als de rest niet mee wil. Hopelijk kan Vlaanderen hier een voortrekkersrol spelen. Spijtig dat deze brief niet in het Engels is opgesteld. Ik had hem graag gedeeld met mijn Canadese collega’s. mvg, een jonge, uitgeweken onderzoeker.

  11. Pingback: Universitaire wereld in het verzet: wat met de handboeken? | Academiapress

  12. Koen

    Niemand ontkent de grote publicatie druk binnen de academische wereld “publish or perish”, is een wel gekend gezegde in de Angelsaksische wereld. De vraag is, en blijft, welke kwalitatieve en vooral objectieve maatstaf zou moeten worden gebruikt. Uiteindelijk is publiceren de enige manier om de kwaliteit van het wetenschappelijk werk te wikken en te wegen. De bewering dat enkel kwantiteit belangrijk is, gaat een beetje kort door de bocht! Uiteraard zijn er wetenschappers die resultaten vervalsen. Maar enkel door te publiceren worden deze valse resultaten opgemerkt. De wetenschappelijke wereld is gebasseerd op jaarlijkse vergaderingen, publicaties etc., denken we echt dat het verminderen van de Vlaamse publicatie druk een effect gaat hebben? Onderzoekers publiceren, that’s it! Het persoonlijk leven van een startend academici is inderdaad niet roos-kleurig, maar het leven van een beginnend zelfstandige (e.g. HORECA) is dat evenmin. Ook zij ervaren een druk om te produceren voor ze failliet gaan, het is echt niet anders.
    Vriendelijke groeten!

  13. Edlira

    I got this link from a collegue and I used google translater to read it. I am not Flemish I am here just to do a PhD and we do have the same problems as you sometimes we do have more ristrictions to funding. Anyway if you want to get the suport of non Flemish researchers that are working here in Flanders try to write in English.

  14. Rich

    Nice Letter! And nice initiative! I might wish for a little more attention paid to the pure humanities, where the publication pressure is also great and leads to a lot of published stuff, but not to a lot of well-digested and wise writing. A bit more from the humanities would give this letter a broader constituency which would make it more persuasive, I suppose, to its intended readership.

    Also, please add an English version. There are a lot of international researchers in Flanders who would share your sentiments, but might not take the time to wade through the letter in Dutch. Also, I really think you all should involve some international people in your discussions because internationals bring a valuable comparative perspective to the table. We know things could be different because we’ve lived and worked in different systems. Perhaps we could enrich the diagnosis and proffered solutions.

    Also, it’s nice that a lot of young researchers feel this way, but to actually get anything done, I think you will need a broad cross-section of university constituencies. What are you doing to recruit allies among the senior ZAP, among respected emeriti, among students, among mid-career people, and among administrators? Or what about among politicians outside the university? Maybe some of us should quit academia and go into politics so as to address issues like the ones raised in this letter. But even that is probably not enough. Someone famous once said that it’s not enough to get the right people in the right positions; you have to make it so that even the wrong people see a benefit in doing the right thing. How do we make that happen?

  15. Prof. Mr. O. Moorman van Kappen

    Gaarne ondersdteun ik de streefdoelen van deze “Open brief”. Prof..Dr. O. Moorman van Kappen. emeritus hoogleraar Radboud Universiteit Nijmegen,
    lid KNAW

  16. IK zal deze petitie niet ondertekenen omdat ik veel vragen heb bij de analyse en de oplossingen die door de opstellers ervan worden naar voor gebracht. Ik zal de minister wel bevragen over zijn beleidsintenties hieromtrent. Vooraf toch een paar bedenkingen. Bij het lezen van de petitie kan men zich niet van de indruk ontdoen dat de opstellers de factor wetenschappelijk onderzoek willen verzwakken ten voordele van onderwijs en ‘maatschappelijke dienstverlening’. Syndicalistisch gezien komt hen dat goed uit en zullen zij hiermee gemakkelijk handtekeningen van misnoegde academici verzamelen maar het gaat volledig in tegen de missie van wat een universiteit is. Vice-rector s’Jegers van de KUL wees er terecht op dat de petitie de indruk wekt van de universiteit ‘een schooltje’ te willen maken. Wil de universiteit een universiteit blijven dan moet de factor wetenschappelijk onderzoek de belangrijkste blijven, anders doeken we de universiteiten het best op. De tweede vraag is uiteraard hoe we de middelen, die voor wetenschappelijk onderzoek worden vrijgemaakt, verdelen over onderzoeksentiteiten en individuele onderzoekers. Het pleidooi voor meer ‘kwaliteitsvolle criteria’ in plaats van kwantitatieve criteria komt me nogal verdacht voor. Ik heb de tijd meegemaakt van voor de ‘kwantitatieve criteria’. Toen werden onderzoekers gepromoveerd volgens kwaliteitscriteria zoals lidmaatschap van de loge of aanhankelijkheid bij het katholieke netwerk.Om de invloed van netwerken weg te werken is men overgeschakeld naar een systeem met externe parameters, waarop binnenlandse netwerken geen invloed hebben, zoals bvb. publicatie in een buitenlands toptijdschrift met ‘peer review’. Dit is natuurlijk ook een kwalitatieve beoordeling. Een aantal collega’s zitten samen en wegen af of het ingediende artikel technisch en innovatief genoeg kwaliteit heeft om in het tijdschrift een plaats te geven. Ik kan me van de indruk niet ontdoen dat de opstellers van de petitie deze externe parameters ‘ambetant’ vinden en dat zij graag zouden terugkeren naar de tijd van de netwerken waarbij de ‘gelijkgezinden’, ook al hebben zij geen enkele publicatie in een gedegen tijdschrift, toch benoemd of gepromoveerd kunnen geraken op wazige en gefabriceerde ‘kwalitatieve’ criteria. Het is aan de ondertekenaars om aan te tonen dat mijn vermoedens onterecht zijn. Een goed debat hierover is dan ook ten zeerste welkom. Ik doe mijn best om het in de commissie onderwijs van het Vlaams parlement aan te zwengelen.

    • Beste Boudewijn,
      ik heb de petitie wel ondertekend omdat ik ervan overtuigd ben dat de initiatiefnemers helemaal niet de weg willen inslaan van de door jou genoemde kwalitatieve criteria. Ik denk dat het net omgekeerd is. Het zijn vooral diegenen die nu dankzij het systeem van ‘aantallen publicaties’ goed scoren en het spelletje kunnen meespelen, terwijl velen van hen eerder middelmatig tot zwakkke wetenschappers zijn, die als het echt op inhouddelijke kwaliteit aankomt uit de boot zouden vallen. Het valt me op dat dergelijke lieden hier niet ondertekend hebben. Wellicht zitten zij vooral met de schrik dat we terug gaan doen wat we eigenlijk altijd zouden moeten doen: beoordelen naar zuiver inhoudelijk wetenschappelijke normen (net zoals we dat doen bij peer reviews). Om nog niet te spreken van de pure netwerkers die nooit zelf één degelijk onderzoek hebben verricht, maar wel meesurfen met anderen, waaronder hun eigen doctoraatsstudenten. Overigens zijn met die kwantitatieve criteria de oude demonen niet verdwenen hoor. Ik zou zeggen: breek me de mond niet open.

  17. Sylvie

    Waar niemand echter stil bij staat, is de kloof tussen het academisch en het professioneel hoger onderwijs. Prestratiedruk bij academici is een feit dat niet kan worden ontkend, maar sinds enkele jaren worden ook de hogescholen steeds meer aangemaand om onderzoek te verrichten. De middelen daarvoor zijn nauwelijks te vergelijken met wat academisch hoger onderwijs krijgt, maar docenten moeten even kwalitatief onderzoek afleveren. Laat ons zeggen dat er meer aan de hand is in het hoger onderwijs, dan enkel hetgene wat nu aandacht krijgt.

  18. B. Ahmed

    Hello, I appreciate the initiative undertaken by the founders of the petition. The call is so important to safe the future of scientific research and careers. I understand the focus of the initiative on Flemish universities, which also makes it logic to have the petition communicated in Dutch. However, I would like to draw the attention of the founders to the growing presence of international researchers in Flemish universities. They would be as concerned as Flemish researchers with the goals of the initiative. I would kindly ask to include an English version of the page or at least a link summarizing the efforts done through it, so that the Foreign researchers based in Flemish universities would be able to follow and support. Thank you.

  19. Erik

    Waarom bv. niet de astronomische sommen die neergeteld worden voor een transfer van een speler in het voetbal, zwaar belasten, en dit geld rechtstreeks naar het FWO of de universitaire onderzoeksfondsen laten vloeien? In het voetbalcircuit zit blijkbaar geld genoeg dat – laat ons eerlijk zijn – voor vrij banale zaken gebruikt wordt. Of durven onze heren politici niet aan “brood en spelen” raken? Er is sinds het oude Rome weinig veranderd in de manier van politiek voeren!

  20. Raf

    Alvorens het oude systeem naar de prullemand te verwijzen moet er een concreet en valabel alternatief uitgewerkt worden vollgens mij. Anders heeft de petitie volgens mij geen waarde.

  21. Boris

    Tikfout in het derde woord van de Engelse versie ?

  22. Pingback: Even kort wat ik denk over de publicatiecultuur | gertekoo

  23. Pingback: Université en débat | “Rijmt ‘universiteit’ nog op ‘kwaliteit’?(‘Université’ rime-t-il encore avec ‘qualité’?)”

  24. Pingback: Reactie van Helen De Cruz en Eric Schliesser op de Actiegroep Hoger Onderwijs | buiten categorie

  25. Dit is de afgelopen 30 jaar het voorbeeld van universitaire beleidsmakers (in ieder geval in Nederland) geweest – de Verenigde Staten. Een interessant artikel over waar wij heen onderweg zijn (‘professor sterft in armoede’): http://edition.cnn.com/2013/09/24/opinion/rhoades-adjunct-faculty/index.html?sr=sharebar_facebook

  26. Wat een constructieve toon en helder standpunt.En wat top dat jonge onderzoekers dit ter hand hebben genomen!
    Als Nederlander kan ik de petitie niet ondertekenen, maar bij dezen wil ik wel even roepen; HULDE!

Geef een reactie op Annemarie Reactie annuleren